Zestig jaar verschil zit er tussen de Van Hool Fiat 682 en de MAN Lion’s City A21. Dankzij Europese normen is het ‘werkpaard van de exploitanten’ veel milieuvriendelijker geworden. De lage instap heeft de bus veel toegankelijker gemaakt, terwijl het rijcomfort voor reiziger en chauffeur erop aanzienlijk is vooruit gegaan.
1. Fiat 682 RN
In 1956 selecteerde Bernard Van Hool een bevoorrechte partner voor de levering van chassis en motor omdat het werken met menig chassismerk een uniforme koetswerkbouw bemoeilijkte. De keuze viel op het Fiat-chassis 682 dat voor de gelijknamige polyvalente vrachtwagens werd gebruikt; een vrachtwagentype met een in de stuurcabine geplaatste motor waarvan de oudjes nog altijd rijden in derde wereldlanden.
Omdat Van Hool zich vanaf 1957 als volwaardig busbouwer wou profileren met een zelfdragende constructie – een concept dat in 1951 was gelanceerd door Kassböhrer Setra – moest een sterkere vooras worden gemonteerd. Fiat bouwde tot dan toe immers bussen met de voordeur na de vooras. In de ‘moderne’ bus en autocar die Van Hool wou bouwen, zou men instappen voor de vooras.
Innoverend met ingekapselde motor en bergversnellingen
Het motorblok werd vooraan ingekapseld, achter het frontpaneel. De chauffeur bereikte zijn stuurpost via een aparte deur en zat naast het motorblok. In de vloer, achter het motorblok bevond zich het luik naar de versnellingsbak. Bij een defect onderweg, klapte de chauffeur de binnenkap omhoog en kon er gesleuteld worden.
Omdat hetzelfde chassis werd gebruikt voor de Vistadome-autocar hadden de eerste lijnbussen ook bergversnellingen. Handgeschakeld kon u kiezen tussen vier hoge en vier lage versnellingen. Die lage versnellingen lieten u toe om met een volle lijnbus probleemloos nukkige hellingen op te rijden in het West-Vlaamse Heuvelland, Haspengouw, de Ardennen of … de Alpen. Terugschakelen kon door tweemaal te ontkoppelen en tussenin ‘tussengas’ te geven.
Met een aparte motorrem op het dashboard kon u bijkomend snelheid verminderen in de afdalingen. Een knipoog naar de autocar was achteraan ook de kofferruimte voor het reservewiel opdat de chauffeur onderweg een wiel kon vervangen.
Bladveringen en bijhorende schokdempers maakten de rit behoorlijk comfortabel. Stuurbekrachtiging was niet voorzie maar pachters lieten soms een hulpservo monteren opdat chauffeurs soepeler konden manoeuvreren in stadsverkeer.
Het motorcompartiment wordt regelmatig keurig afgestoomd om vuilophoping en -aanslag te vermijden.
Succes dankzij goede prestaties en economisch rendement
De eerste Van Hool Fiat 682 was een autocar voor KAV (nu Waaslandia) uit Turnhout. Spoedig volgde de Van Hool Fiat 682autobus. Ramael (later Vanrompaye, nu Keolis) kocht in 1960 vier exemplaren voor ritten op de verpachte lijnen van de Vervangende en Aanvullende Autobusdiensten, zeg maar de ‘groene bussen’ van de Belgische Spoorwegen (NMBS), terwijl de Buurtspoorwegen (NMVB) grotendeels in eigen beheer met ‘rode bussen’ reden.
Met meer dan 500 verkochte exemplaren groeide de Van Hool Fiat 682 uit tot een succesvolle autocar en autobus. Bij tal van NMBS-pachters was dit het trouwe ‘werkpaard’ dankzij zijn goede prestaties en economisch rendement. Werden er in de jaren ’50-’60 naar uiterlijke vormgeving eerder afgeronde bussen gebouwd, dan volgden op hetzelfde Fiat-chassis nadien de meer rechthoekige varianten met afgeschuinde voorruit.
2. MAN Lion’s City A21

De Man Lion’s City A21 was een succesvolle Duitse standaardbus die in België uitgroeide tot het werkpaard van de exploitanten.
Duitse standaard-lijnbussen vanaf de 21e eeuw
Na een bescheiden aanwezigheid van de Mercedes-Benz O317 in de jaren ’80-‘90 zetten privé-ondernemers vanaf de 21e eeuw sterk in op Duitse standaardbussen. De Mercedes-Benz O405 (voorloper van de Citaro) en de MAN Lion’s City A21 kwamen in het straatbeeld naast de Van Hool A300, A330 en A360-varianten evenals de Jonckheere Trans City en Transit 2000. Twintig jaar geleden, in 2006, werden de eerste MAN A21’s in België geleverd, die al snel werden gewaardeerd voor hun efficiëntie en comfort.
Bij Kruger in Lier bekijken wij, samen met technici Wim Maes en Jan Lens de MAN Lion’s City A21. Het is een volledige lagevloerbus dankzij een gekromde of verbogen achteras waardoor zitplaatsen achteraan op verhoogde podesten staan. Aan de trottoirrand kan de bus knielen opdat je vlot kan binnenwandelen of -rijden met kinderbuggy of rolstoel.
De MAN Lion’s City A21, de Duitse standaardbus die ook het werkpaard van Belgische busondernemers is geworden.
Niet altijd vlot bereikbaar voor technici
Voor technici is een lagevloerbus niet meteen een geschenk. Kleine herstellingen aan de luchtvering kunnen onderweg niet meer worden uitgevoerd. Omdat u niet onder de bus kan, moet het voertuig worden getakeld en dat is ook zo wanneer een obstakel op de rijbaan onderdelen aan het chassis beschadigt.
Was de oude Fiat-motor vlot bereikbaar en overzichtelijk, dan vult de Euro 6-motor een immens compartiment haast tot op de centimeter. Soms vergt het aardig wat tijd om een defect onderdeel te bereiken en te herstellen.
Voor het eerst is er in de MAN Lion’s City A21 sprake van een volwaardige, ergonomische chauffeurspost met een degelijke zetel, opbergvakken, mogelijke afscherming van de stuurpost en een aparte klimaatregeling, inclusief een voorruitverwarming om de immense voorruit te ‘ontdooien’. De passagiersruimte beschikt over een gescheiden klimaatregeling terwijl men vroeger ruitjes en dakvensters moest openen om te koelen en het interieur ’s winters werd opgewarmd dankzij de ingekapselde motor.
Jan Lens en Wim Maes wijze op voor- en nadelen van de lagevloerbus.
Lage vloer en lage instap
Van bussen met lage instap of lage vloer zeiden de Buurtspoorwegen in de jaren ’80 dat ‘dergelijk bustype nooit zou doorbreken’. Ondertussen zijn lagevloerbussen alom tegenwoordig.
De eerste lagevloerbussen werd in 1976 gebouwd door het Duitse Neoplan, maar werden nauwelijks verkocht. Nadat Van Hool op het UITP-congres van Brussel in 1985 zijn A500-lagevloerbus voorstelt, komt het voertuigtype tot ontplooiing. Zitplaatsen staan aanvankelijk nog op podesten. De lagevloerbus groeit uit tot de standaardbus in het stadsvervoer. Halfweg ’90 wordt de ‘low entry bus’ geïntroduceerd met een lage instap maar om de zitplaatsen voorbij de achterdeur te bereiken, moet men één of twee treden nemen.
Milieuvriendelijker de stad inrijden
In de negentiger jaren werd de Europese emissiestandaard ingevoerd om verbrandingsmotoren milieuvriendelijker te maken. Euro 1 was in 1992 de eerste strengere emissienorm voor nieuwe voertuigen in de Europese Unie, gevolgd door de almaar strengere Euro 2 (1995), Euro 3 (1999), Euro 4 (2005), Euro 5 (2008) en Euro 6 (2013). Vanaf Euro 4 werd de roetfilter een essentieel onderdeel om aan de strengere milieunormen te voldoen.
STEEKKAART
Fiat 682 RN vs MAN Lion’s City A21
Links de spiegel van de Van Hool Fiat 682, rechts die van de MAN Lion’s City A21.
Links de lijnaanduiding van weleer boven het voorwiel, rechts de huidige lijnaanduiding bovenaan op de zijkant.
Deel dit artikel met uw collega's
CAR & BUS E-ZINE
Online magazine over collectief personenvervoer over de weg en groepstoerisme.
Nieuws of publiciteit?
Contacteer ons via magazine@fbaa.be


















