

Herlokaliseren om e-bussen te kunnen laden, is grote uitdaging
Deel dit artikel met uw collega's
Herlokalisering naar een site waar je kan beschikken over voldoende laadcapaciteit vormt de grootste uitdaging voor busbedrijven die inzetten op elektrische bussen, zo bleek tijdens het MobilInnovation-symposium. Optimaal gebeurt die herlokalisering dichter bij of in een regio waar de meeste kilometers worden gereden.
Jochen De Smet (Ekreo) schetste dat 85% van het laden van elektrische voertuigen gebeurt in het depot. 10% vindt plaats op de bestemming en 5% gebeurt onderweg door middel van snel laden. “Dat laatste percentage zal wel toenemen naarmate er meer laadinfrastructuur wordt geplaatst. Het belangrijkste laadpunt is het eigen bedrijfsterrein en dan praten wij over beschikbare megawatt-ladingen. Wat je zelf opwekt door middel van zonnepanelen zal nooit genoeg zijn, maar weet wel dat het de goedkoopste energiebron is. Zelf opgewekte elektriciteit kost je tussen 5 en 15 cent per kWh; wanneer je extern moet aankopen, betaal je 15-30 en meer cent per kWh”.

“85% van het laden, gebeurt in het depot. 10% vindt plaats op de bestemming en 5% gebeurt onderweg door middel van snel laden”.
Jochen De Smet

Leegstaande bedrijfsruimten en baanconcentraties
Omdat het niet mogelijk is om overal de nodige laadinfrastructuur te plaatsen of de eigen site uit te breiden, moet het busbedrijf eventueel worden verhuisd, aldus Koen Vermoesen van Vlaio dat het project Emissie Arme Bussen van BAAV en Busworld Foundation ondersteunt. “Ruimtelijk-economisch vormt dat een grote uitdaging. In Vlaanderen is er nog 600-700 hectaren vrije ruimte beschikbaar en dat hoofdzakelijk in Limburg. Daarnaast zijn er nog leegstaande bedrijfsruimten en baanconcentraties langsheen grote gewestwegen. Tussen 5000-6000 hectaren komt in aanmerking maar moet eerst nog worden gesaneerd of ontsloten of het ligt in ‘waterziek’ gebied. Verder zijn er nog onbenutte en onderbenutte bedrijfsterreinen”.
Om bedrijven te helpen in hun zoektocht naar een nieuwe locatie werden data-platformen zoals Spotto of LocusFocus ontwikkeld. LocusFocus zoekt aan de hand van specifieke criteria (oppervlakte, tewerkstelling, parkeerplaatsen, vergunningsplicht, nabijheid van scholen, bereikbaarheid met openbaar vervoer of over de weg, enz.) naar beschikbare bedrijfsterreinen.
“Ruimtelijk-economisch wordt het een grote uitdaging om nieuwe, geschikte, bedrijfssites te vinden”.
Koen Vermoesen
Beschikbaar vermogen op elektriciteitsnet
Als je wil weten hoe het zit met de energievoorziening en mogelijke aanpassingen van het netwerk, dan is er de Capaciteitswijzer van Fluvius. “Dit open-data-platform toont welk vermogen beschikbaar is op welke locatie én welke uitbreidingen er op termijn mogelijk zijn”, verduidelijkt Hans Van Sebroeck (Fluvius). “De kaart is indicatief maar geeft een goed beeld over de aansluitbaarheid van middenspanningscabines en transformatorstations evenals van de nog beschikbare restcapaciteit op bestaande installaties. De uitvoeringstijd van eventuele werkzaamheden voor elke aansluiting wordt vermeld evenals een indicatieve kostprijs. Je kan een oriënterende of gedetailleerde studie en kostprijsberekening aanvragen. Daarbij is het belangrijk dat je toekomstgericht kijkt naar de energiebehoefte die je nodig hebt bij uitbreiding van het voertuigenpark. Je kan beter meteen een zwaardere kabel en installatie laten plaatsen om te vermijden dat nadien alles terug moet worden opgebroken”.

“Met de Capaciteitsmeter kan je zien welk vermogen beschikbaar is of kan komen in de nabije toekomst”.
Hans Van Sebroeck
"Er moeten wel betaalbare bussen en autocars komen, gecombineerd met slimme leasingformules."
Stéphane Jacobs
Emissievrij in stadskernen vanaf 2025
Vlaams transitiemanager Stéphane Jacobs (MOW) gaf aan de Europese doelstelling voor CO2-normering voor bussen strenger is dan voor vrachtwagens. Tegen 2030 moet 90% van de bussen CO2-neutraal zijn, vijf jaar later moet dat zelfs 100% zijn terwijl voor het vrachtvervoer respectievelijk 45% en 65% wordt vooropgesteld en 90% in 2040.
Verder mogen er vanaf 2025 nog enkel emissievrije bussen in stadskernen, en dat geldt ook voor exploitanten. Bovendien wil De Lijn dat alle ingezette bussen tegen 2035 overal emissievrij rijden. Tegen 2030 moet ook de helft van alle nieuw aangekochte schoolbussen en autocars zero-emissie of emissie- of koolstofarm zijn.
Om dat te kunnen realiseren, moeten er, volgens Vlaanderen, wel betaalbare bussen en autocars komen, gecombineerd met slimme leasingformules. Ook wil men de depotstrategie van De Lijn, exploitanten en vrachtvervoerders evalueren opdat ook derden er kunnen laden. Aansluitend werd gewezen op de noodzaak aan betaalbare verzekeringen en realistische eisen inzake de plaatsing van laadinfrastructuur.
Voor een optimale inzetbaarheid van e-bussen moet, volgens Stéphane Jacobs, ook worden gekeken naar de 20% lege kilometers die exploitanten rijden voor De Lijn en die jaarlijks 60 miljoen euro kosten. Het aantal lege kilometers wordt, volgens hem, best afgebouwd. Daarvoor moet worden gekeken naar een incentive voor exploitanten die hun depot verhuizen naar een locatie dichter bij of in de regio waar zij hun kilometers rijden.

“Met Slimme Energiemanagementsystemen voor Busbedrijven kan je optimaal en kostenbewust laden”.
Pieter Bovijn
Slimme energiemanagementsystemen
Pieter Bovijn (Flanders Make) belichtte het samenwerkingsproject met Febetra, UGent en Busworld Foundation voor het opzetten van Slimme Energiemanagementsystemen voor Busbedrijven. Door in een webtoepassing heel wat elementen in te geven (voertuigtype, rittenschema, laadstrategie, laadinfrastructuur, contract voor energielevering, enz.) berekent het systeem de ‘total cost of ownership’ van een voertuig en geeft het ook aan hoe je optimaal kan laden.
Het delen van laadinfrastructuur met derden werd ook geopperd door Frederik Loeckx (Flux50) omdat e-bussen meestal ’s nachts worden geladen. Exploitanten gaven tijdens het debat evenwel aan dat dit wordt afgeraden door de brandweer omdat men niet weet of voertuigen van derden geen verhoogd brandrisico hebben na een aanrijding of een bruusk maneuver dat de batterijcellen kan aantasten.
